BIJZONDERE BESTEMMINGEN

VREEMDE VERHALEN

Mysterie van de fantoomtijd: Karel de Grote bestaat niet!

duistere middeleeuwen

In 1986 kwam een groep historici en archeologen bij elkaar. Hun conferentie ging over het ontstaan en bestaan van dorpen en steden tussen de jaren 700 en 1000. Deze geschiedkundigen, allen gespecialiseerd in de vroege middeleeuwen, vroegen zich af waarom er zo weinig uit deze periode bewaard was gebleven.

In 1991 kwam de Duitser Heribert Illig met een opmerkelijke verklaring. Volgens hem was het geen wonder dat er niet veel is teruggevonden uit de duistere middeleeuwen. Zijn verklaring was eenvoudig: “De bewuste periode heeft nooit bestaan!”. De periode van augustus 614 tot 9 september 911 is fantoomtijd, en Karel de Grote is een voorbeeld van de meest flagrante vervalsing van de moderne geschiedenis.

Sprong in de tijd

Het verhaal van Heribert Illig start met een sprong in de tijd. Deze vond in 1582 plaats. Paus Gregorius XIII liet 10 dagen schrappen uit de kalender; van vijf naar vijftien oktober. Met deze sprong moest de kalender weer in pas met de natuur gaan lopen.

Een correctie op de Juliaanse kalender

Julius Ceasar was de bedenker van de Juliaanse kalender. De bedoeling was de kalender te laten aansluiten bij de duur van het jaar. Een jaar duurt 365,242190 dagen (365 dagen, 5 uur 48 minuten en 45 seconden). Door om de vier jaar een extra dag in te voeren zou de kalender ongeveer gelijk blijven lopen met het zonnejaar. Na verloop van tijd begint het kleine verschil (11 minuten) toch merkbaar te worden. 

De kalender ging voorlopen op de natuur. Zo startte de lente in de 16e eeuw al op 11 maart, in plaats van op 21 maart. Daarom kwam paus Gregorius met het plan om de kalender tien dagen vooruit te zetten. Hij liet de kalender corrigeren door de volgende regel in te voeren: een jaartal dat deelbaar is door 100 mag geen schrikkeljaar zijn, tenzij het deelbaar is door 400. Op deze manier zou de kalender voor altijd in pas lopen met de natuur.

Niet alle landen voerden deze kalender tegelijkertijd in. Rusland wachtte tot enkele maanden na de Oktoberrevolutie van1917, zodat deze nu op 7 november herdacht wordt. Zweden geraakte in de 18de eeuw zo in de war dat men verplicht was om in 1712 februari 30 dagen te geven. Griekenland ging pas in 1923 over op de gregoriaanse kalender.

Huh? Er missen driehonderd jaar!?!

Dat moet ongeveer de gedachte van Heribert Illig zijn geweest toen hij zich verdiepte in de gregoriaanse kalender. 

Hij rekent uit dat er per 128,2 jaar een verschil van één dag ontstaat. Een correctie van 10 dagen is dus een correctie voor 1282 jaar. Maar Gregorius brengt pas in 1582 een correctie van 10 dagen aan en die correctie is correct. De kalender loopt vanaf dat moment in pas met de natuur. Als je hier even over nadenkt, kom je tot de bizarre conclusie dat de kalenderwijziging 300 jaar te laat was! Wat is er met die driehonderd jaar gebeurd? Ziehier de gedachte achter de fantoomtijd!

Velikovsky en fantoomtijd

Heribert Illig was een bewonderaar van Immanuel Velikovsky (1859-1979). Velikovsky hield zich onder andere bezig met de vroege geschiedenis en chronologie (tijdrekenkunde). Hij probeerde de Joodse, Griekse en Egyptische geschiedenis op elkaar af te stemmen en kwam met alternatieve interpretaties van het verleden.
Dit betekende dat Velikovsky sommige geschiedkundige verhalen moest afdoen als ‘verzonnen geschiedenis’ of fantoomtijd

De academische wereld heeft altijd fel en afwijzend op zijn theorieën gereageerd. Zijn opvattingen werden afgedaan als pseudowetenschappelijk en werden hierdoor grotendeels genegeerd door historici. Later zou echter blijken dat Velikovsky op veel punten gelijk had.

De donkere middeleeuwen

De periode tussen 500 en 1000 wordt de donkere of duistere middeleeuwen (dark ages) genoemd. Een periode waar maar weinig over bekend is. Omdat er zo weinig bekend is over deze periode besloot Illig – in lijn met de werkwijze van Velikovsky –  te zoeken naar bewijs dat er in deze periode sprake was van een fantoomtijd. Met andere woorden, Illig probeerde de missende 300 jaar in dit tijdperk te plaatsen.

Als je geïnteresseerd bent in een alternatieve benadering van geschiedenis, zijn de boeken van Henk Feikema absolute aanraders.

“Henk Feikema geeft op een overtuigende manier weer wat er volgens hem allemaal niet klopt in de geschiedenis. Hij komt met feiten en voorbeelden die je aan het twijfelen brengen, je anders naar de geschiedenis doet kijken.”

Kalenders niet zo belangrijk

Deze periode kwam in aanmerking voor fantoomtijd, omdat de donkere middeleeuwen werden gekenmerkt door pest, geweld, primitiviteit en achteruitgang. Er was er weinig aandacht voor het jaar waarin men leefde. Bovendien waren er meerdere kalenders in omloop. Meest gangbaar was de Juliaanse kalender, maar vaak werd de tijd ook op andere manieren bijgehouden, bijvoorbeeld aan de hand van het aantal jaren dat een machthebber aan het bewind was. 

Sommige jaartellingen baseerden zich op de schepping, die zo’n 5200 voor Christus plaats zou hebben gevonden.

De Anno Domini kalender, waarvan het eerste jaar gelijk was aan het geboortejaar van Christus, is misschien wel bedacht in de tijd van Constantijn (ca. 300), maar werd pas rond het jaar 1000 echt geïntroduceerd en vanaf de 12e eeuw in gebruik genomen.

De gangbare geschiedenis

Volgens de gangbare geschiedenis werd deze periode dus gekenmerkt door diepe armoede. Een armoede, die nog eens versterkt werd door de houding van de kerk en de adel, die van alle opbrengsten van de boeren en handelslieden tien procent opeisten om hun eigen schatkisten te vullen.

Het Romeinse Rijk was vanaf 476 uiteen gevallen. Europa werd geteisterd door invallen van Barbaren, Moren en Vikingen. Er was domweg geen ruimte voor vooruitgang.

De historicus Jaques le Goff schrijft over deze periode:

‘Er was niemand meer die wist hoe men stenen moest houwen, vervoeren of bewerken. Hout werd weer het voornaamste materiaal. Na de zesde eeuw stierf de glaskunst in het Rijnland uit, er werd geen kristalsoda meer aangevoerd uit het Middellandse Zeegebied’.

Fantoomtijd, de verzonnen geschiedenis

Maar Illig hield er een andere theorie op na. Die donkere periode had niet plaatsgevonden, maar was een verzinsel. Het was ontsproten aan het brein van machthebbers, die daar belang bij hadden.
En in hun verhaal moest een held voorkomen, een machtige alleskunner. Volgens de tijdrekening van Illig was het van groot belang dat deze in het jaar 800 werd gekroond.

Omdat in de Bijbel staat dat één dag voor God gelijk staat voor 1000 jaar van de mensen, geloofde men dat de zevende scheppingsdag op 1 januari 801 zou starten. Als de aarde in 5200 v Chr. is geschapen, dan zou deze in het jaar 800 precies 6000 jaar oud zijn. Het jaar 801 zou dus het zevende millennium of de zevende dag inluiden. Dit was de dag waarop God rustte, met andere woorden, vanaf 801 zou een periode van rust en vrede aanbreken. 

Volgens deze redenering is het toch te mooi om waar te zijn dat Karel de Grote op 25 december 800 gekroond werd tot keizer van het Romeinse Rijk, zodat hij ruim een week later de zevende dag van de schepping mocht verwelkomen? Door Karel de Grote af te schilderen als een superheld en vredestichter, past hij prima in een legendarisch, verzonnen verhaal. 

Karel de Grote

Rond 800 was er een opleving in de donkere middeleeuwen. Karel de Grote werd in 768 koning der Franken. Zoals gezegd werd hij op kerstdag in het jaar 800 in Aken gekroond tot keizer van het Romeinse Rijk. Zijn missie: het Romeinse Rijk heroveren en deze te verenigen als een christelijke natie.

Karel hechtte groot belang aan onderwijs, cultuur en wetenschap. Hoewel hij zelf nauwelijks zijn eigen naam kon schrijven, was hij wel bedreven in rekenen en sterrenkunde, en sprak hij verschillende talen. Hij richtte scholen op waar jonge edellieden werden opgeleid voor de staatsdienst. Karel legde ook contacten in de islamitische wereld met de kalief van Bagdad, Haroen al-Rasjid. Als teken van vriendschap gaf deze hem zelfs een olifant cadeau.

Karel de Grote voerde het grootste deel van zijn tijd oorlog. Hij trok ten strijde tegen de Islamieten in Spanje, tegen de Longobarden in Italie en tegen de Vikingen in Noordwest Europa.

In 814 overleed Karel de Grote op 71-jarige leeftijd. Zijn lichaam werd bijgezet in de paltskapel (palts = paleis),  de zogenaamde Mariakerk. Deze kapel vormt de kern van de huidige kathedraal in Aken.

Zijn opvolger, Lodewijk de Vrome, verdeelde het rijk tussen zijn vier zonen. In 830 werd het rijk wederom verscheurd, ditmaal door een burgeroorlog tussen zijn zonen. Er brak er weer een onrustige periode uit, die gekenmerkt werd door nieuwe invallen van Moren, Barbaren en Vikingen.

Karel de Grote een mythologisch figuur?

Karel de Grote Munt
Afbeelding Karel de Grote (wikipedia)

Wat opvalt, is dat er van het bestaan van Karel de Grote weinig over is. Dit is één van de grote argumenten dat er sprake is van een fantoomtijd. Pas in 2004 is er één munt gevonden die te herleiden is naar zijn regeringsperiode. Verder zijn er geen visuele voorstellingen van Karel de Grote uit die tijd; geen schilderijen of beeldhouwwerken. Wel veel verhalen, maar dan vooral sagen en legendes zoals de Karelromans en het Roelantslied.

Voor Illig is het duidelijk dat Karel de Grote eigenlijk alleen maar voorkomt in verhalen en dat fysiek bewijs van zijn bestaan amper bestaat (of van latere datum is).

Illig zegt ook dat het leven van Karel de Grote niet lang genoeg was om alles te doen wat hij in zijn leven zou hebben gedaan. Kortom, iemand heeft deze held gecreëerd. Het is vergelijkbaar met een spannend boek waarin verhalen verteld worden over bestaande plaatsen met verzonnen gebeurtenissen.

Scott confronts conventional historians and looks at the evidence, archaeological and textual, for the proposition that three centuries, roughly between 615 and 915, never existed and are ”phantom” years.

Engelstalig boek over de fantoomtijd

Fantoomtijd - wie is de schurk?

Maar wie had er belang bij dat de tijd 300 jaar vooruit werd gezet?

Om die vraag te beantwoorden moeten we op zoek naar de reden. Waarom zou iemand dat willen doen? Volgens Illig heeft het allemaal te maken met de familielijn van Otto III. Deze ambitieuze keizer, die in 983 op driejarige leeftijd gekroond werd tot koning, veranderde de geschiedenis, zodat hij de millenniumkoning kon worden.

Waarom? Omdat men in die tijd geloofde dat Christus zou terugkeren in het jaar 1000 en de jonge koning zag voor zichzelf een prachtige rol weggelegd.
Misschien zag hij zichzelf staan het begin staan van het duizendjarige rijk. Een rijk zo groot als de wereld. Een rijk dat zich aan zijn voeten zou werpen en hem alle macht zou geven, die een koning/keizer toekwam.

Maar ja… als deze koning niet in 983 werd gekroond maar in 683 dan was het millennium nog ver van hem verwijderd. Hij moest er dus voor zorgen dat de kalender 300 jaar vooruit werd gezet! Zijn ambitie vergde een zorgvuldig plan. Een plan dat hem mogelijk werd ingefluisterd door zijn leermeester Gerbert van Aurillac, de latere paus Sylvester II.

Gerbert van Aurillac

Gerbert was een intelligente jongen. In 963 trad hij in bij het klooster van Aurillac. De abt regelde dat hij kon studeren in Catalonië. In zijn tijd was de intellectuele invloed van de moslims groot in Spanje. Hij ontmoette bisschoppen die zich kleden als Arabieren en grote kennis hadden van astronomie en wiskunde. Hij was een gretige leerling en het duurde niet lang of hij streefde zijn leermeesters voorbij.

Gerbert ontwikkelde een abacus gebaseerd op het tientallig stelsel en kon dankzij dit apparaat ingewikkelde problemen berekenen, veel sneller en makkelijker dan tijdgenoten die nog gebruik maakten van de Romeinse cijfers.

Ook maakte hij een armillarium (een hemelbol voorzien van ringen die de belangrijkste cirkels van de hemel voorstellen). Met dit instrument is het mogelijk de planeten te observeren. Het kon ingezet worden als instrument om je positie te bepalen en om de tijd te lezen. (bron)

Leermeester van Otto II en Otto III

In 969 leerde hij Otto I kennen. Deze stelde Gerbert aan als leermeester van zijn zoon, Otto II. Later zou Gerbert van Aurillac ook de leermeester worden van Otto III.

Mogelijk dat hij als adviseur van Otto de Grote en als leermeester van zijn zoon en kleinzoon het plan beraamde om een sprong in de tijd te maken. Hij had daar zeker de kennis (en het idealisme) voor.
Interessant detail is dat hij – dankzij de inspanningen van Otto III – in 999 paus werd. Zo leek het hele plan precies op tijd klaar te zijn.

Paus en koning waren klaar voor de start van het millennium.

Otto III bezoekt het graf van Karel de Grote

In het jaar 1000 bezoekt keizer Otto III het graf van Karel de Grote. Hiertoe laat hij de vloer van de Mariakerk open breken. Uiteindelijk zou hij het graf samen met Graaf Otto van Lomello vinden.

Toen zij naar binnen traden werden ze overweldigd door een sterke geur. Zij troffen Karel de Grote zittend aan, alsof hij leefde, gekroond met de gouden kroon, de scepter houdend in gehandschoende handen, waarvan de nagels zo lang geworden waren dat zij de handschoenen doorboorden. Vervolgens brachten zij hem hulde door te knielen. Zij trokken hem witte klederen aan, knipten zijn nagels. Het enige dat aan het lichaam ontbrak was de punt van zijn neus. Otto herstelde deze door er een plaatje van goud over te plaatsen. Tenslotte trokken zij hem een tand uit en bewaarde deze samen met de nagels als relikwieën. 

Aldus het ooggetuige verslag van Lomello.

Karel de grote
Karel de Grote, Zurich Foto 161111061 © Chris Hill - Dreamstime.com

In een ander verhaal wordt verteld dat Otto alleen was. Hij zou een kruis hebben meegenomen dat om de hals van de koning hing. 

Een kroniek uit die tijd vertelt:

Hij (Otto) heeft toen wegens bewondering van de grote keizer Karel bevolen het gebeente van hem op te graven in strijd met de christelijke regels van de goddelijke religie, maar wegens deze daad heeft hij de straf van de eeuwige vergelder op zich doen aanlopen’ (bron Chronicon Venetum).

De mens wikt...

En zo wilde Otto met zijn bezoek aan het graf van zijn voorvader laten zien dat hij een afstammeling was van de grote keizer, die het begin van de ‘zevende dag’ had ingeluid.

De relikwieën die hij had meegenomen, zouden hem helpen om het nieuwe millennium in te luiden. Hij als keizer en zijn grote vriend en leermeester Gerbert van Aurillac, als paus Sylvester II. Samen het machtigste duo uit die tijd. 

Aangewezen door God (al hadden ze God een beetje moeten helpen) om vanuit Rome leiding te geven aan het duizendjarige rijk van Christus.

Maar God beschikt!

Het zou niet zo gaan. In 1001 kwam het Romeinse volk in opstand tegen de paus.
Hij moest samen met Otto III naar Ravenna vluchten. Otto deed twee pogingen om de Pauselijke Stoel met geweld te heroveren. Een derde poging moest hij in 1002 met de dood bekopen.

Sylvester keerde na de dood van de keizer terug naar Rome en stierf een jaar later aan een heftige koortsaanval.

Einde verhaal

Het verhaal van Otto III en Gerbert van Aurillac heeft werkelijk plaatsgevonden. Waarschijnlijk waren ze geïnspireerd door het millennium, maar of ze daadwerkelijk in de zevende eeuw zijn geboren om vervolgens de tijd drie eeuwen vooruit te draaien, is waarschijnlijk wat ver gezocht.

Het is in ieder geval een mooie hypothese. 

Het is de moeite waard om je te verdiepen in de duistere middeleeuwen. Misschien dat je – net als de volgelingen van Illig – bij alles wat je leest over deze periode je wenkbrauwen optrekt om je af te vragen: “Heeft dit werkelijk plaatsgevonden of is het verzonnen geschiedenis?”

En hoe zit het dan met die 300 jaar?

In 313 werd het christendom erkend door de Romeinse overheid. In het eerste oecumenische concilie van Nicea in 325 werd overgegaan tot een zelfstandige berekening van de paasdatum. Uitgangspunt was de lente equinox (start van de lente) op 21 maart. Pasen valt op de zondag na de eerste volle maan na de lente equinox.

Gregorius richtte zich met het herstellen van de kalender op de datum van 21 maart 325 en niet op de Juliaanse kalender, zoals Illig veronderstelde. 

Dankzij deze verklaring loopt de kalender netjes in pas met de natuur en zijn er geen 300 jaar verloren gegaan. Kortom, geen fantoomtijd!

Maar eh…

Van het oecumenische concilie uit 325 zijn geen directe bronnen overgeleverd, dus we kunnen niet controleren of de berekening van de paasdatum toen echt op de agenda stond. Wat we wel weten is dat er in de jaren na het concilie absoluut geen eenheid was met betrekking tot de datum wanneer het paasfeest gevierd werd. Dus …uhm… het hele concilie zou toch geen verzonnen geschiedenis zijn? 😉 

Krantenartikel fantoomtijd
1 september 1993

Men hoeft niet altijd te graven om te ontdekken dat de huidige visie op het verre verleden niet klopt. Een kritische blik op bijvoorbeeld oude schilderijen en afbeeldingen is vaak al voldoende. Maar ook geografische kaarten, teksten en bouwstijlen bevatten informatie over hoe het werkelijk was. 

Henk Feikema geeft in Archeologie ondergraaft geschiedenis op een overtuigende manier weer wat er volgens hem allemaal niet klopt in de geschiedenis. Hij komt met feiten en voorbeelden die je aan het twijfelen brengen, je anders naar de geschiedenis doet kijken.

Hoofdafbeelding: De Hooiwagen (Gillis Mostaerd) – Rijksmuseum

Even voorstellen

Profielfoto Christine

Mijn naam is Christine en ik ben gek op mysteries en vreemde verhalen! 

Ik bezoek graag bijzondere plekken en probeer er zoveel mogelijk over te lezen. Wat ik ontdek, deel ik op deze website. 

RecenteBerichten

Inhoudsopgave